Broeders en zusters, het geloof in Jezus Christus, onze glorierijke Heer, staat niet toe dat u mensen op hun uiterlijk beoordeelt. Stel dat uw samenkomst wordt bezocht door iemand die prachtige kleren en gouden ringen draagt, en tegelijkertijd door een arme in vodden. Als u dan de eerste met alle zorg omringt en tegen hem zegt:
‘Neemt u plaats, hier zit u goed,’ terwijl u tegen de tweede zegt:
‘Ga daar maar staan, of ga maar bij mijn voetenbank op de grond zitten,’ maakt u dan geen ongeoorloofd onderscheid en wordt uw oordeel niet door verkeerde overwegingen bepaald? Luister, geliefde broeders en zusters:
heeft God niet juist hen die naar wereldse maatstaven arm zijn, uitgekozen om rijk te zijn door het geloof en deel te krijgen aan het koninkrijk dat Hij heeft beloofd aan wie Hem liefhebben? Maar u behandelt arme mensen met minachting. Zijn het dan niet de rijken die u onderdrukken en u voor de rechter slepen? Zijn zij het niet die de voortreffelijke naam die over u is uitgesproken, door het slijk halen? Wanneer u echter het koninklijke gebod volbrengt dat de Schrift geeft:
‘Heb uw naaste lief als uzelf,’ dan handelt u juist. Maar als u op het uiterlijk afgaat, begaat u een zonde en bestempelt de wet u als overtreders. Wie de hele wet onderhoudt maar op één punt struikelt, blijft ten aanzien van alle geboden in gebreke. Want Hij die gezegd heeft:
‘Pleeg geen overspel,’ heeft ook gezegd:
‘Pleeg geen moord.’ Als u geen overspel pleegt maar wel een moord, overtreedt u toch de wet. Zorg ervoor dat uw spreken en uw handelen de toets kunnen doorstaan van de wet die vrijheid brengt. Onbarmhartig zal het oordeel zijn over wie geen barmhartigheid heeft bewezen; maar de barmhartigheid overwint het oordeel.